Om maar met de deur in huis te vallen: Saint-Dié-des-Vosges zal voor de gemiddelde toerist niet de moeite van een bezoek waard zijn. Toch kan Saint-Dié goede sier maken met twee wapenfeiten: de enige fabriek ontworpen door Le Corbusier staat hier en de eerste wereldkaart waarop Amerika vermeld is, komt uit Saint-Dié. Dus hoewel Saint-Dié niet een standaard pittoresk plaatsje in de Vogezen is, valt er wel het een en ander over te vertellen.
Wereldkaart met Amerika
Laat ik met het laatste wapenfeit beginnen, de landkaart. In 15e en 16e eeuw was Saint-Dié een centrum van humanisten, verenigd in het Gymnase Vosgien (Vosgees Gymnasium). Martin Waldseemüller was een 16e-eeuwse geleerde, humanist, geestelijke en cartograaf die deel uitmaakte van de kring van intellectuelen in Saint-Dié. In 1507 maakte Waldseemüller de kaart die bestond uit 12 aparte landkaarten die samen de wereld weergaven.
Het bijzondere aan deze kaart is dat voor het eerst de naam America werd gebruikt. Dit deed Waldseemüller als eerbetoon aan Amerigo Vespucci. Niet dat hij niet wist dat Columbus ‘Amerika’ had ontdekt, dat wist hij wel degelijk. Maar het Gymnasium had een Franse vertaling verworven van Vespucci’s ‘Mundus Novus,’ de brief waarin hij zijn reizen over de Atlantische Oceaan naar Amerika beschrijft. Vespucci was een van de eerste Europeanen die begreep dat de landen die Columbus had ontdekt niet de oostelijke rand van Azië waren, maar een geheel nieuw continent.

Op een latere kaart van Waldseemüller uit 1513 is de aanduiding America verwijderd en gebruikt hij de term ‘Terra Incognita’ voor Amerika. Misschien vond hij de vernoeming naar Vespucci achteraf toch te veel eer. De wereldkaart uit 1507 was een groot succes, er werden er maar liefst 1000 van gemaakt. En daarmee had de topografische naam Amerika zijn plek verworven en viel die niet meer weg te poetsen met de nieuwe kaarten van de hand van Waldseemüller.
Van de 1000 kaarten uit 1507 is er maar eentje bewaard gebleven. Deze is in 2001 aangekocht door het Amerikaanse Congres en daar te zien. In Saint-Dié vind je alleen een grote weergave van Noord- en Zuid-Amerika getegeld in het plein voor de kathedraal. Net voordat je de Rue Thiers ingaat, je kijkt er makkelijk overheen. Verder vindt jaarlijks het Festival internationale de géographie plaats in Saint-Dié, ook een eerbetoon aan Waldseemüller en zijn collega’s met hun opmerkelijk betrouwbare wereldkaarten. Het festival is altijd het eerste weekend van oktober.
Le Corbusier
Le Corbusier was op voorspraak van zijn vriend Jean-Jacques Duval aangenomen als stadsarchitect van Saint-Dié. Hij maakt een stedenbouwkundig ontwerp voor Saint-Dié dat in de Tweede Wereldoorlog voor een groot deel was verwoest. Zijn ontwerp werd afgewezen, Saint-Dié was niet toe aan de vooruitstrevende ontwerpprincipes van Le Corbusier.
Duval geeft Le Corbusier vervolgens wel opdracht voor een nieuwe fabriek. Duvals fabriek voor ondergoed en beenmode was in de oorlog grotendeels verloren gegaan. Duval vraagt Le Corbusier om een moderne fabriek en geeft hem carte blanche. Hij wil een fabriek die zo functioneel mogelijk is met uitstekende arbeidsomstandigheden voor de medewerkers; en ook nog een beetje mooi graag. Le Corbusier neemt de opdracht aan en gebruikt dit project om zijn prototype van de groene fabriek te testen, bedacht voor de lineaire industriële stad.
Usine Claude-et-Duval
De fabriek (Usine Claude-et-Duval) werd gebouwd tussen 1946 en 1950 en staat er nog altijd. Sterker nog: de fabriek is nog steeds actief én in handen van de familie Duval. Dat is jammer want daardoor kun je de fabriek niet bezoeken. Wel loopt er een initiatief voor de inrichting van een bezoekerscentrum. De Usine Claude-et-Duval is in 1988 geclassificeerd als historisch monument. De fabriek maakt samen met ander werk van Le Corbusier sinds 2016 deel uit van de Unesco Werelderfgoedlijst.
Van buitenaf kun je de overstekende lijsten boven de ramen zien. Daardoor is er wel direct zonlicht op de werkplek maar geen fel zonlicht dat de kleur van het textiel zou kunnen beïnvloeden. Dat beton als modern bouwmateriaal de voorkeur had van Le Corbusier kun je wel herleiden uit de gevel. Ook staat de fabriek op de kenmerkende pilaren van Le Corbusier. Op de begane grond werden kolen opgeslagen en was er plek voor de 200 fietsen van de werknemers. Tegenwoordig komen ze met de auto want fietsen heb ik er niet zien staan. Van buitenaf kun je niet de felgekleurde plafonds zien die Le Corbusier het gebouw toebedeelde. Het dakterras blijft eveneens verborgen vanaf de straat. Een dakterras was kenmerkend voor Le Corbusiers ontwerpen, het diende als ontmoetingsplek en ter compensatie van de ongebruikte ruimte op de begane grond.
Voor de fabriek staat een informatiebord met wetenswaardigheden over de fabriek en Le Corbusiers ideeën voor de stadsvernieuwing van Saint-Dié. Jammer dat het ontwerp van Le Corbusier voor Saint-Dié niet is uitgevoerd. Nu is de stad eigenlijk vrij sfeerloos. Niet iets om voor om te rijden maar wel de moeite waard voor een stop als je in de buurt bent. Liefhebbers kunnen natuurlijk ook de kathedraal van Saint-Dié bekijken. Groot, maar niet groots.